We kwamen zo graag en zo vaak naar Blokzijl dat serieus overwogen werd om in dat historische havenplaatsje een kleine weekendwoning te kopen. Een heel klein huisje, het smalste ter plekke, kwam op de markt; maar helaas, de gemeente had het alleen bestemd voor permanente bewoning. Reden nummer één om naar Blokzijl te rijden was een maaltijd bij Kaatje aan de Sluis, waar perfectie gebracht werd door de keuken, door het interieur en vooral door de gastvriendelijke Fons en Anneke van Groeningen die hun zaak in 1974 waren gestart.

Ons eerste bezoek vond in 1977 plaats, een jaar voordat Kaatje zijn eerste Michelin-ster kreeg. In de zaak werd altijd kunst geëxposeerd (een jaar later hebben we er twee primitieve schilderijtjes gekocht van Marie-Anne Meier) en op de tafels lagen rode lakens en servetten. Als aperitief serveerde Fons een Champagne brut met een minischeutje Poire William likeur en een kleine roos. En bij de halve kreeft met dille, artisjokblaadjes, citroen en twee soorten mayonaise verscheen een Meursault Goutte d’Or 1974, aanvankelijk nog wat gesloten, daarna geleidelijk en fraai los komend.

Drie jaar later kreeg Kaatje een nieuw, stijlvoller aanzien. Zachte bruine en beige tinten bepaalden nu het interieur dat als accenten had een grote oude spiegel en een vogeltje in het midden van de benedenzaal. Van de menukaart, met daarop een stadsplattegrond uit 1661, kozen we het zevengangenmenu van 75 gulden. Alleen al de vier amuses vooraf brachten even zovele feestjes voor de zintuigen: een gepocheerde oester met kaviaar en een wijnsabayon, een half kwarteleitje met zalmeitjes, een tartaartje van coquilles en zalm in een mosterd-dillesaus, en een gevogeltemousse in appelgelei. Een menugerecht waarvan wij genoten bestond uit vier rivierkreeftjes met haricots verts, begeleid door vinaigrette met passievrucht en wat waterkers. Prima met de witte Haut-Poitou, destijds ‘huiswijn’ van de Alliance Gastronomique Néerlandaise waarbij Fons en Anneke waren aangesloten; Fons is zelfs voorzitter geweest van dit verbond.

Ook latere maaltijden gaven dit soort heerlijke herinneringen. In gedachten proef ik nog de verrukkelijke, geconcentreerde kwartelbouillon met een kwarteldooiertje erin, de gedurfde doch geslaagde combinatie van stukjes kreeft met een fluwelige saus van gele, groene en rode paprika uit de polder, en de reebiefstukjes met een saus van eekhoorntjesbrood en allerlei groenten waaronder zowel lamsoren als peultjes gestoofd in ganzenvet.

Het was eveneens een voorrecht om in het later geopende hotel – dat een weekendwoning overbodig maakte, soms lopen de dingen zoals ze moeten lopen – te logeren en te ontbijten, eigenlijk bijna brunchen. Dit alleen al vanwege het uitsmijtertje van kwartelei met boerenham, de frisse kalfspâté gemaakt volgens een recept van Fons’ grootmoeder, de terrine van vruchten met een vanillecrème – en natuurlijk de verwarmende, glimlachende gastvrijheid.