‘Totale toewijding, totale betrokkenheid, dat is waarmee een familiebedrijf zich moet onderscheiden. Voorts is het essentieel om jouw wijnen een unieke kwaliteit te geven, een kwaliteit die het publiek kan herkennen. Want zonder die kwaliteit begraven ze je, de grote producenten.’Aan het woord is Robert (‘Bob’) Mondavi met wie ik eind 1983 dineerde en discussieerde in De Bokkedoorns. De toen tachtig jaar oude Mondavi, Amerika’s beroemdste wijnmaker ooit, vertelde met zijn hese stem ook over zijn pionierswerk met rijpingsvaten, met lage gistingstemperaturen, met bottelen onder vacuüm en met het reduceren van filteringen.

De gestegen kwaliteit van Californische wijn kwam eveneens uitvoerig ter sprake – en werd zelfs ter plekke bewezen. Om sceptici ( importeurs, restaurateurs, wijnpublicisten) te overtuigen besteedde Robert Mondavi al jaren een klein fortuin aan het bestellen van grote wijnen in restaurants, teneinde deze blind te laten proeven naast zijn eigen topproducten.

Dit gebeurde ook in het eminente Overveense restaurant. Op verzoek van Bob koos ik halverwege de maaltijd samen met maître-sommelier Peter Bruins een fles Château Gruaud-Larose 1985 die vervolgens geserveerd werd naast de Mondavi Cabernet Sauvignon Reserve 1987, alle twee anoniem in karaffen. Beide wijnen boden klasse, stijl en verfijning, maar het meest genoot ik van de variant die een zachtere, bijna zijdeachtige smaak had, met tegelijk minder tannine, meer fruit, betere houtaroma’s en meer charme. Het bleek de Californische te zijn. Robert Mondavi had zijn zoveelste wijnpleidooi overtuigend gewonnen.