Al op haar zeventiende wist Harriet Boekholt dat horeca de branche was waar ze thuis hoorde. Eerst deed ze Middelbare Hotelschool in Groningen, waar ze haar hoogste cijfer scoorde voor het vak drankenkennis. Daarna naar de Hoge Hotelschool Den Haag, met bijklussen in het Kurhaus en andere horecazaken. Haar partner (zakelijk en privé) Robert ontmoette ze op een stage. Na de hotelschool werkte Harriet o.a. als sales manager in de hotellerie en voor Amsterdam ArenA, met als grootste verkoopsucces het dance event Sensation. Met de komst van kinderen nam ze ‘meer reguliere kantoorbanen’ aan als public relations manager en consulent, om uiteindelijk met Robert, ruim twaalf jaar geleden, Pitch PR te beginnen. Dat sindsdien werkt voor wijngebieden, horecabedrijven en food merken. ‘Met een team van tien geweldige collega’s hebben Robert en ik het allerleukste bedrijf gecreëerd dat er is.’ Over haar favoriete wijn-spijscombinaties schrijft Harriet het volgende. Wat fantastisch dat ik als pr dame ook mag prijken op de illustere lijst van eigenlijk iedereen die er toe doet in deze prachtige (wijn)wereld. De mensen die ons een beetje kennen, weten hoeveel evenementen we doen: wine pairings, verticale proeverijen, wijnbars, perslunches etcetera. Duizenden wijn- spijscombinaties heb ik mogen ondergaan, wat een prachtig vak! Duikend in mijn geheugen verschijnt de legendarische avond bij El Bulli. Maar ja, 22 gangen met alleen maar Spaanse topwijnen van inheemse druivenrassen, probeer je daar maar iets van te herinneren. Gelukkig is de ‘trend’ van zo veel gangen en moleculaire vondsten een beetje voorbij. Daarom dacht ik: terug naar de oorsprong, de Franse gastronomie, en dan misschien wel de oerbasis: kip met rode wijn, dus coq au vin, bij voorkeur Bourgogne, van pinot noir dus. Wat mij betreft de meest veelzijdige en ook wereldwijd verrassendste druif op aarde. Waarvan de wijn soms teleurstellend, maar vaak hemels en tongstrelend kan zijn, mede naar gelang het budget. De beste kip met wijn voor de beste prijs aten wij bij restaurant Pierre et Jean in Chagny. Qua eten misschien wel de beste bistro van France wat ons betreft. Niet voor niets, want hij is gelieerd aan restaurant Lameloise (met al sinds mensenheugenis drie Michelin sterren). We aten daar een filet van parelhoen met gereduceerde jus – wat een smaak, wat een finesse en wat een feest. Daarbij een heerlijk Givry Premier Cru. Thuis vullen we een biokip van eigen bodem met rozemarijn, ui, champignons, citroen en veel knoflook. Daarna gaat de kip een dik uur in de oven en geven we hem een paar keer een halve salto, waarbij alle smaak door het vlees trekt. Ook hierbij trekken we een Pinot Noir open, maar dan van de andere zijde, Nieuw-Zeeland. Dat veel variëteit biedt en eigenlijk nooit teleurstellende maar altijd lekkere Pinots. Vorige week nog een fruitige fijne Pinot van Saint Clair Estate, graad of 14 in het glas en met 16 op de tong, zoals het hoort volgens mij.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

AIX-EN-PROVENCE
of beter
ART-EN-PROVENCE

Een waarschuwing vooraf. Aix-en-Provence is een geweldige stad om te ontdekken – zij het alleen te voet. Met een auto door het centrum rijden is hoogst frustrerend, vanwege de smalle straten, de voetgangerszones, de bijkans permanent opbrekingen (die op en rond het Place des Prêcheurs, van origine een gezellig marktplein, duurt al drie jaar), de schaarse parkeerplaatsen en de ouderwetse parkeergarages waar de parkeerplekken vaak akelig smal zijn. Bovendien is openbaar vervoer voor niet-ingezeten gewoon slecht geregeld; bij herhaling hebben we veertig(!) minuten op bus 12 moeten wachten. En taxi’s zie je nauwelijks. Maar goed, wie dit weet en dus gaat wandelen, arriveert in een levendige, historisch rijke, echt mooie stad waarin kunst – beeldende kunst, bouwkunst, lyrische kunst, levenskunst – alom aanwezig is. Merendeels permanent, soms via festivals.
Ongeveer halverwege Rome en Parijs, op  circa 30 kilometer benoorden Marseille, stichtte de Romeinse consul Sextius in 122 voor Christus een nederzetting, bij enkele bronnen. Deze kreeg als naam Aquae Sextius. Van de huidige stad (circa 150.000 inwoners, waaronder veel studenten) zijn de moderne buitenwijken gewoon saai, maar het door boulevards en cours omgeven oude centrum heeft een onmiskenbare allure, dankzij statige panden, pittoreske straatjes, sfeervolle pleinen, imposante  monumenten en ook nog eens honderd fonteinen. Overal kom je de naam van Paul Cézanne tegen, de beroemde kunstschilder die hier in 1839 werd geboren. Vermoedelijk is er geen schilder ter wereld wiens levensloop vandaag de dag zo minutieus kan worden gevolgd. Het Musée Granet heeft een aparte Cézanne zaal, in het Caumont Centre d’Art wordt permanent een fraaie, half uur durende speelfilm over Cézanne vertoond en je kunt, al dan niet onder begeleiding, een wandeltoer maken ‘in de voetstappen van Cézanne’. Deze voert langs ruim dertig plekken die een rol (meestal rolletje) in het leven en de carrière van de postimpressionist hebben gespeeld. Veel van de plekken worden via kleine bronzen clous gemarkeerd (kleine foto rechts). In de Rue des Baigniers heeft men boven een fontein en naast een wijnbar een bronzen medaillon met de beeltenis van Cézanne aangebracht met als bijzonderheid dat dit ontworpen werd door Renoir. Het aardigst van de hele route is een bezoek aan Cézanne’s laatste atelier, eigenlijk een compleet klein huis met tuin, dat tegen een helling staat op pakweg 1600 meter van de noordelijke centrumboulevard. In de gerenoveerde studio met zijn hoge ramen op het noorden staan op planken, stoelen, tafeltjes en kasten voorwerpen uitgestald die Cézanne gebruikte voor zijn stillevens (let wel, het atelier is van 12 tot 14 uur gesloten). Wie nog puf heeft, kan vanuit dit bedevaartsoord een klimwandeling van ongeveer een kwartier maken naar het terrain des peintres, een uitzichtpunt waar Cézanne enkele van zijn talrijke landschappen creëerde. Met in de verte ht imposante Montagne Sainte-Victoire als decor. Een aantal kopieën van Cézanne’s landschappen wordt op het kleine plateau in paneelvorm uitgestald. Terug in het centrum zie je Cézanne’s standbeeld bij de Rotonde (Place Charles-de-Gaulle), waar de kunstenaar kijkt naar het daar geplaatste indrukwekkende fontein (foto helemaal onder). Schuin achter de sculptuur staat het Office du Tourisme; de eigenlijk essentiële stadsplattegrond (wie hem niet heeft, verdwaalt subiet) en die van de Cézanne wandeling kunnen daar worden opgehaald, alsmede een city pass die recht heeft op gratis toegang of korting bij musea, openbaar vervoer en meer.
De beste en beroemdste plek om een stadswandeling te beginnen, is de Cours Mirabeau (bovenste foto), een voormalig plein met veel platanen, en nu vooral wandelboulevard met aan de ene zijde voorname patriciërspanden waarin kantoren, praktijken, woningen, winkels en de galerie Les Amis des Arts gevestigd zijn, terwijl de overzijde voornamelijk getypeerd wordt door talrijke terrassen. Het meest fameuze is dat van Les Deux Garçons, waar bekende schrijvers, kunstenaars, acteurs en politici elkaar sinds 1792 hebben ontmoet. Het ruime trottoirterras is een prima plek om de flanerende menigte gade te slaan, en het interieur heeft dankzij oude spiegelwanden een nostalgisch cachet. Ook Paul Cézanne kwam er vaak, om met zijn moeder te eten. Op de Cours Mirabeau staan drie fonteinen. Het grootst en het fraaist is het Fontaine du Roi René, met een groot standbeeld van ‘de goede koning’ René, de laatste graaf van Provence en tegelijk koning van Sicilië. Naar verluidt sprak hij zes talen, en was bedreven in geologie, rechtskunde en wiskunde. Terwijl hij bovendien componeerde, dichtte, musiceerde schilderde – en wijnbouw stimuleerde. Zo introduceerde hij de muskaatdruif, en houdt een tros daarvan in zijn stenen hand.
De meest aristocratische wijk van Aix is Mazarin, meteen zuidelijk naast de Cours Mirabeau. In de smalle straten daar bevinden zich diverse mooie musea, waaronder het Musée Granet en de zeker zo geweldige, in een grote kapel ondergebrachte dependance daarvan, Granet XXe (beide worden beschreven in ‘Galerie & Musea’). Eveneens prachtig als gebouw en museum is het Hôtel de Caumont Centre d’Art (rechts), gesitueerd vlak bij een school waar Cézanne lessen heeft gevolgd, en met als onderkomen een 18e-eeuws woonhuis dat tot het fraaiste van de stad wordt gerekend. Achter het pand ligt een verrassend grote siertuin, en binnenin proef je de sfeer van weleer in schitterende stijlkamers. Volledig contrasterend daarmee zijn de exposities van moderne kunst die het Caumont met grote regelmaat organiseert. De huidige, tot 23 september 2018, bestaat uit kleurrijke Provençaalse werken van Nicolas de Staël. In het museum kun je lekker lunchen, hetzij op het terras, hetzij in een van de salons (zie Le Café Caumont bij ‘Aanbevolen restaurants’).
Gene zijde van de cours Mirabeau bestaat uit een schaduwrijk spinnenweb van veelal bochtige en soms hellende straatjes die vaak uitkomen op kleine en grotere pleinen. Hoog tegen de hoeken van nogal wat panden zijn standbeeldjes te zien, met meest van de maagd Maria en haar kindje. Destijds sloeg men een kruis als zo’n hoekbeeldje werd gepasseerd. Nog opvallender zin de enorme, hoge houten deuren, poorten eigenlijk, de meeste met bas-reliëfs erboven. Enigszins parallel met de cours Mirabeau, en een beetje schuin naar boven, loopt de winkelstraat Rue Espariat. Even voorbij het begin daarvan, tegenover de ongeveer drie eeuwen oude kerk Saint-Esprit, rijst de klokkentoren des Augustins omhoog, die een prachtige smeedijzeren koepel heeft. Tegen het eind van dezelfde straat, bij de hoek van de Rue Aude, verschijnt het Place d’Albertas, een door 18e-eeuwse gevels omgeven, kaal plein in Parijse stijl, en met een later  geplaatst fontein in Parijse stijl (rechts) Een van de gezelligste andere pleinen is het Place Richelme waarvan ongeveer de helft bezet is met overdekte terrassen. En op het resterende stuk staan overdag marktstalletjes (onder). Aan het plein er pal achter prijkt het in Italiaanse stijl gebouwde stadhuis, met ernaast de Tour de l’Horloge, een bezienswaardige klokkentoren  waarop anno 1661 een astronomische klok werd aangebracht. Recht tegenover de toren bepaald de 18e-eeuwse Hall aux Grains met zijn prachtige timpaan het pleinbeeld. Weer iets noordelijker lopen, en je arriveert op het hoogste punt van het aflopende Place des Cardeurs dat grotendeels door restaurants met terrassen wordt omgeven. Wie dit langwerpige, grote plein letterlijk links laat liggen, ziet al gauw aan de rechterzijde een kleiner plein met daarachter het voormalige aartsbisschoppelijk paleis. Waarin het Musée des Tapisseries werd ondergebracht (links). Zoals de naam aangeeft, hangen daarin wandtapijten, in totaal veertien stuks. De desbetreffende zalen bereik je via een indrukwekkende gebogen trap. Op de begane grond vinden tentoonstelling plaats van eigentijdse kunst. Die soms ook te zien zijn in de galerie naast de entree. Voor echt mooie schilderijen uit de 19e en 20e eeuw is even verderop de Galerie Goyet een aanbevolen adres. Tegenover deze galerie rijst de kathedraal Saint-Saveur omhoog, een immens complex dat in feite uit twee kerken bestaat, een sobere romaanse en een veel grotere in flamboyant gotische stijl. Gezien de rijk gedecoreerde kapellen, schilderijen en sculpturen is dit kerkgebouw eigenlijk soort museum voor religieuze kunst. Markant ook zijn de gigantische, 18e-eeuwse orgels die hoog tegenover elkaar tegen muren werden aangebracht. Niet ver westelijk van de kathedraal, en te bereiken via de Rue du Bon Pasteur, ligt de Cours Sextius. Op de nummers 35-37 daarvan, en tegenover een fontein, floreert een leuk adres voor een lunch of een restaurerende middagthee, Le Garde Manger. Het straatje langs voornoemde fontein voert naar de fraaie finale van dit stadsbezoek, naar het in de 17e eeuw gebouwde Pavillon de Vendôme. Waarvan je het in Franse stijl ontworpen, aan een kant door platanen begrensde park bereikt via een rechthoekige rozentuin waar moeders en kinderen graag vertoeven. In het paviljoen exposeert men eigentijdse kunst van wisselend niveau; de collectie van oudere , klassiekegeschilderde portretten en grafische werken is helaas buiten beeld geraakt, letterlijk. Wel een bezoek waard is het trappenhuis dat tegen zijn wanden o.m. symbolische beeltenissen toont van de vier jaargetijden. Het mooiste element is misschien wel de voorgevel van honing getint gesteente waarmee twee gespierde mansfiguren (atlantes) worden afgebeeld, met daartussen een door fruit omgeven vrouwenhoofd dat de zomer symboliseert. Alle kunst van Aix-en-Provence, binnen en buiten, doen ons bedenken dat een toepasselijker voor deze stokoude stad zou zijn… Art-en-Provence.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

SCHILDERIJ VAN DE MAAND
In de voetsporen van Cézanne heb ook ik me, voor een van mijn allereerste werken, laten inspireren door het machtige Montagne Sainte-Victoire, het nogal woeste ongeveer twaalf kilometer brede gebergte dat even oostelijk van Aix-en-Provence het landschap domineert. Vorige maand heb ik het opnieuw kunnen aanschouwen, na een bezoek het wijngoed waar de AIX rosé wordt geboren (zie het hierna volgende producentprofiel).

 

‘Ik ben een voordenker, geen nadenker’ glimlacht Eric Kurver als we op zijn Provençaalse wijndomein praten over het succes van zijn AIX rosé – waarvan jaarlijks inmiddels zo’n twee miljoen flessen wereldwijd worden verkocht. Met zijn uitspraak refereert de voormalige uitgever en meubelmaker aan het feit dat hij al vroeg ‘ging zitten broeden’ op een sterke merknaam en –presentatie voor de rosé die hij zou gaan maken. Gebruikelijk was (en is nog altijd) dat wijnbouwers éérst hun wijn maken, en dan pas gaan nadenken hoe deze te verkopen. Het door Eric verworven, destijds verlieslijdende en aan Zwitsers behorende Domaine de la Grande Séouve, zeven kilometer buiten Jouques, draagt een naam ‘die niemand kan onthouden’. Spelend met ideeën bedacht de Nederlander het merk AIX ‘dat ik diezelfde avond heb gedeponeerd’. Spannend was of de Franse autoriteiten het zouden accepteren. Na een week of zeven kwam de permissie, op voorwaarde dat voor AIX alleen wijnen uit de eigen streek Coteaux d’Aix-en-Provence zouden worden gebruikt.
Toen Eric en zijn gezin nog woonden in Salernes, was het zijn vrouw Adrienne die elf jaar geleden zei ‘Schat, waarom ga niet iets doen met jouw échte hobby, wijn’. Een van de toen te koop staande domeinen was Grande Séouve. Eric bezocht het op een miezerige dag in november, vroeg of hij kon proeven, maar kreeg nul op rekest omdat er geen glazen waren. Op 1 januari 2008, tijdens een stralende dag, reden Erik en Adrienne er nogmaals naartoe. En nu ineens ontstond een bijna idyllisch beeld – en ze besloten het te kopen. Met de Zwitsers werd een keurige afbetalingsconstructie gecreëerd. Waarna de gebouwen (‘het was een grote rotzooi, en voor het château lag een soort vuilnisbelt’ ) stapsgewijs werden gerenoveerd. Bovendien schafte de nieuwe eigenaar geheel nieuwe kelderinstallaties aan die voldeden aan eigentijdse veiligheidsvoorschriften. ‘Wij hebben van meet af aan eerst geïnvesteerd in techniek en daarna pas in esthetiek.’ Het resultaat is wel dat Kurver en diens consulent, de uiterste deskundig oenoloog Olivier Nasles, sindsdien over een van de best ingerichte kelders van de regio beschikken.
Duidelijke ideeën over de kleur, de smaak en de kwaliteit van de rosé had Eric inmiddels gevormd. Hij wilde niets minder dan ‘de beste rosé ter wereld ’maken. Maar hoe dat te bereiken? Er werden 25 Provençaalse toprosés gekocht en blind geproefd. De keuring bracht een modelwijn in beeld waarvan de samenstelling en de technische aspecten via analytisch onderzoek werden bepaald. De belangrijkste druif moest grenache worden; gelukkig maar, want daarmee was de eigen wijngaard ruimschoots beplant. De wens om een heel licht getinte rosé te maken paste in een toen net beginnende trend én bij Erics opvatting dat ‘je rosé koopt met je ogen’. Om die lichte kleur optimaal tot zijn recht te laten komen, werd ook bewust gekozen voor een blanke fles met het helderst mogelijke glas. Hoe die subtiele tint kleur te krijgen? Via diverse vernuftige technieken. Voorts voerden Eric en diens adviseur allerlei methoden in om ‘de grote strijd tegen oxidatie’ te winnen, met zo min mogelijk sulfiet. Zoals een nachtelijke en vroege ochtend pluk, het soms bedekken van de geplukte trossen met koolzuursneeuw, alsmede het gebruik van neutrale gassen (stikstof en koolzuur) voor een beschermde deken in de pers, de tanks en zelfs een beetje in de fles. Bovendien werd de aromavorming bevorderd door de sterk gekoelde most een week lang in contact te houden met de vaste deeltjes van de druiven. Deze best ingewikkelde, progressieve werkwijzen werden toegepast voor de eerste oogst, van 2009 – die zowaar een gouden medaille won op een toonaangevend concours in Parijs. ‘Dat was héél belangrijk, want hiermee werd aangetoond dat de kwaliteit van onze wijn buiten kijf stond.’
Aanvankelijk werd slechts een deel van de eigen druiven gebruikt (de wijngaard heeft 65 biogecertificeerde hectaren in productie, de gehele bezitting bestrijkt 100 hectare), maar de sterk gestegen wereldvraag leidde ertoe dat tegenwoordig ook wijnen van zes andere regionale producenten worden gebruikt, waaronder diverse coöperaties. De selectie geschiedt streng. Eind november keuren Erik en Olivier ‘zestig à zeventig monsters’, waarvan meestal niet meer dan de helft geschikt wordt geacht om deel uit te maken van de definitieve AIX blend. ‘Opvallend is overigens dat we steeds vroeger oogsten, rond 9 september, terwijl het dertig jaar geleden op 9 oktober was.’ En Erik is blijven investeren; deze zomer bijvoorbeeld wordt een nieuwe bottellijn geplaatst. In esthetische zin is het château nu geheel op orde, maar het domein is helemaal niet ingesteld op de ontvangst van toeristen. Vandaar dat er nergens een wegwijzer staat met de naam AIX. En de wijn? Die is nog steeds zoals Erik hem voor ogen had: bleek orange van kleur ‘en zo verleidelijk dat je al meteen verlangt naar een tweede glas, en tegelijk complex, zodat hij aantrekkelijk blíjft’. De fris en tegelijk licht kruidig fruitige AIX 2017, die vanaf €11,95 per fles wordt aangeboden, is daar een verrukkelijk voorbeeld van. Verkoopadressen via importeur www.walravensax.nl.

 

 Andrés Iniesta is de beroemde Spaanse voetballer (van FC Barcelona) die in 2010 tijdens de finale van het WK voetbal in Zuid-Afrika het winnende doelpunt tegen Nederlands scoorde, in de verlenging. Samen met zijn vader heeft hij in het Spaanse wijnbouwgebied Manchuela, westelijk van Valencia, een wijngaard van 120 hectare. Daar wordt de Corazón Loco gemaakt, een karaktervolle rode wijn van syrah en tempranillo. Aldus de toelichting van de grote etikettenverzamelaar Bert Wentzel, jokebertwentzel@gmail.com, die dit etiket koos uit zijn wereldomvattende collectie.

 .

.

.

.

Disclaimer. Alle afgebeelde foto’s op deze website en dit maandmagazine zijn afkomstig van de auteur zelf of werden rechtenvrij c.q. met toestemming verkregen van wijnproducenten, wijnorganisaties, wijnhandelaren, promotiebureaus, streek- en landenorganisaties, toeristenbureaus en andere betrokkenen.