Al bijna achttien jaar runt Johan van de Velde samen met zijn vriendin Paula en vijf medewerkers Wijnhoeve De Kleine Schorre. Deze ligt bij het pittoreske ringdorp Dreischor, in Zeeland, ‘en wel op het mooie eiland dat wij graag Schouwen-D®uiveland noemen’. Johans avontuur begon toen zijn vader zich bijna twintig jaar terug liet overhalen door buurman Frits Scheurleer om druiven aan te planten op zijn akkers. In plaats van spruiten ’die toch niets opbrachten’. Onderzoek had namelijk aangetoond ‘dat we ons op een bijzonder stekje bevonden met kalkrijke gronden, een zacht zeeklimaat en de meeste zonuren van het land’. Na de eerste aanplant in 2001 ging Johan voor drie jaar in de leer gegaan bij het gerenommeerde  wijnbedrijf Cep d’Or in Luxemburg. Inmiddels domein De Kleine Schorre wijngoed 10 ha groot en beplant met traditionele druivenrassen, waaronder pinot blanc, pinot gris en rivaner. ‘Variëteiten die het goed doen in ons klimaat en perfect passen bij de producten waarom Zeeland beroemd is.’ Wijn is naast ons werk ook privé een enorme passie geworden en in de weinige tijd die we hebben zijn al menige wijntrips gemaakt.’ Over zijn favoriete culinaire combinatie schrijft Johan het volgende. Voor mijn ideale wijn-spijscombinatie vind ik het vooral belangrijk om het simpel te houden: graag laat ik de wijnen en producten voor zich spreken, zonder al te veel poespas. Het principe moet zijn om lokale wijnen met lokale gerechten te combineren. En mochten onze wijnen niet in aanmerking komen, dan kies ik het liefst alternatieven uit de Europese wijnlanden. Overigens houd ik van proeven, er komen bij ons dus vaak verschillende gerechtjes en wijnen op tafel. Een ideale avond voor mij bestaat uit zelf koken met een gezellige club vrienden. Hoe ik een mooiste wijn-prijsmaaltijd zie? Deze begint met fruits de mer (niet met kreeft maar met Noordzee krab en dan lekker alles met de handen pellen en open breken) waarbij natuurlijk onze Rivaner een ideale begeleider is, maar soms wijken we uit naar een Vinho Verde. Daarna een grote zeebaars in zoutkorst uit de oven. Deze past super bij een wat rijpere Pinot Gris van ons wijngoed of een Pfalz Riesling van bijvoorbeeld wijngoed Dr. Bürklin-Wolf.  Een garnituur van de zilte zeekraal en lamsoren met een uitje uit de wok maakt de combinatie compleet. Als toetje drinken we nog een glas lekkere Rheingau Riesling, gewoon omdat die zo lekker kan zijn. Proost!

 

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

NANCY
JE KOMT OGEN TEKORT

 Je komt ogen tekort op het Place Stanislas. Want dit is het mooiste koninklijke plein van Frankrijk, Europa en misschien zelfs de wereld. Het heet naar degene die de Noord-Franse stad Nancy schonk: geen Fransman maar… een voormalige koning van Polen. De in 1677 geboren Stanislas Leszczynski. Hoe dat zo? Totaal berooid na zijn afzetting volgde Stanislas een soort odyssee door Europa, om uiteindelijk in Lotharingen te belanden, toen nog het hertogdom Lorraine. Waar hij uiteindelijk een riante jaartoelage kreeg, omdat anno 1725 zijn dochter Marie op 21-jarige leeftijd was getrouwd met de toen 15-jarige koning Lodewijk ofwel Louis XV. Die zo ziek was dat men dacht dat hij snel zou sterven; om een troonopvolger te krijgen diende Louis dus met een vruchtbare vrouw te huwen en niet met de 12-jarige Spaanse waarmee hij eigenlijk was verloofd. De koning echter bleef lang leven én regeren, terwijl Marie hem acht kinderen baarde. Na ingewikkelde politiek toestanden ontving schoonvader Stanislas o.a. het hertogdom van Lorraine, op voorwaarde dat dit meteen Frans zou worden na zijn dood. Wat ook gebeurde, in 1766. Als eerbetoon aan Louis XV creëerde Stanislas een plein dat de middeleeuwse stad Nancy verbond met de eveneens ommuurde, geometrisch aangelegde Ville Neuve. Halverwege de 18e eeuw kwam het plein gereed, in de stijl van het zeventig jaar eerder gebouwde Versailles. De rechthoekige ruimte is omgeven door neoclassicistische panden met krullerige rococo elementen, terwijl de vier hoeken gemarkeerd worden door een paar schitterende smeedijzeren toegangshekken met veel goud en een tweetal fraaie fonteinen. Tegen gevels werden, op zijn Italiaans, gezichten aangebracht en er hangen opvallende, rijk versierde uithanglantaarns waarin allerlei symbolen werden verwerkt. En als stille wachters staan er rijen sculpturen op de daken. Het grootste, meest monumentale fontein is dat van de zeegod Neptunus, met ernaast nog twee kleinere fonteinen. Ook hier blinkt veel goud. Aanvankelijk stond middenop het plein een standbeeld van Louis XV, maar dat werd tijdens de Franse Revolutie vernietigd. Het is nu Stanislas zelf die de plek inneemt. De koning is nog wel te zien, hoog op de triomfboog die het Place Stanislas verbindt met het honderden meters lange Place de la Carrière dat door bomen en statige panden wordt omzoomd en leidt naar de voormalige residentie van de gouverneur. Het grootste gebouw op het Stanislas plein is nu het stadhuis (met in de rechterhoek het Office du Tourisme). Er schuin tegenover bevindt zich het Musée des Beaux-Arts dat beslist een bezoek verdient (zie ‘Galerie & Musea’). In heel wat andere panden zijn horecagelegenheden gevestigd, alle met terrassen (zie ’Aanbevolen restaurants’). Alleen al het Place Stanislas is de reis naar Nancy waard, maar deze levendige stad  – met  buurgemeenten mee 260.000 inwoners, waaronder bijna 50.000 studenten – heeft nog heel wat meer te bieden.
Zo kwam als designstroming de art nouveau hier tot grote bloei. Zozeer zelfs dat men spreekt van L’Ecole de Nancy. De geniale kunstenaar Emile Gallé, die behalve alle mogelijke soorten meubels ook subliem serviesgoed en glaswerk ontwierp, terwijl hij bovendien sculpturen en schilderijen maakte, speelde een hoofdrol, maar ook de namen als Daum (bezoek de glaswinkel op het Place Stanislas), Gruber, Majorelle en Prouvé zijn nauw met de in Nancy zo sterk ontwikkelde stroming verbonden. Vaak werkten ze ook samen, wat goed te zien is het Musée de l’Ecole de Nancy (Rue du Sergent-Blandan 36-38, pakweg 2,5 km van het Place Stanislas). Alleen al aan de daar geëxposeerde eetkamer werkten een half dozijn kunstenaars mee. De museumcollectie maakt tevens duidelijk dat de art nouveau adepten zich veelal door de natuur lieten inspireren. Bloemen, planten en dieren komen in talrijke motieven terug. Niet voor niets ook ligt bij het museum een mooi klein park. In het voetspoor van de kunstenaars namen architecten eveneens deel aan de beweging, wat verklaart waarom je Nancy wandelroutes kunt volgen langs art nouveau gebouwen, variërend van villa’s tot overheidspanden. Een van de indrukwekkendste is dat van de Chambre de Commerce et de Industrie uit 1908 (rechts; heeft ook glas-in-lood ramen: Rue Henri-Poincaré 40), met op de linkerhoek van hetzelfde de van binnen briljante Brasserie Excelsior uit 1910 (op nummer 50, zie ‘Aanbevolen restaurants’). Wandelroutekaarten zijn verkrijgbaar bij het Office du Tourisme. Vermijd echter de audio guides, waarvan het geluid te zacht staat om het straatverkeer goed te overstemmen.
Vanaf het Place Stanislas, meteen links voor de triomfboog, beland je in het middeleeuwse stadsdeel, en langs een uitnodigend terras en het standbeeld van de graveur Jacques Cailloit (die de verschrikkingen van de Dertigjarige Oorlog in beeld bracht) begint de Grand Rue. Het is hierlangs, ongeveer halverwege, dat de hertogen van Lorraine een imposant paleis bouwden. De komende jaren wordt dit Palais Ducal ingrijpend gerestaureerd, dus je kunt het tot 2023 alleen de buitenkant bekijken. Boven de hoofdingang werd een rijk gotisch bas-reliëf geplaatst met daarin o.m. een hertog wiens paard over distels springt. Opzij van het paleis staat de van buiten sobere Eglise des Cordeliers die tegenwoordig voornamelijk een museumfunctie heeft. In de goed verlichte hoofdzaal zijn o.a. praalgraven, grafstenen (soms beschenen door het roosvensters), reliëfs, standbeelden en fresco’s te zien, net als in de ronde kapel ernaast. De koepel van deze kapel heeft venstertjes; als model diende de kapel der Medici’s in Florence. Op weg naar het paleis en de kerk werd in het trottoir groot het jaartal 1477 aangebracht, met het kruis van Lotharingen. Het mozaïek herdenkt dat in het huis erachter de Bourgondische hertog Karel de Stoute (Charles le Téméraire) het leven liet, nadat hij de slag bij Nancy in januari 1477 had verloren. Zijn bedoeling was om via het veroveren van Lorraine de Bourgogne met zijn Vlaamse rijksdeel te verbinden, maar dat feestje ging dus op dramatische wijze niet door. Schuin tegenover het hertogelijk paleis ligt een leuk pleintje met terrassen en een letterlijk torenhoge kerk, de gotische basiliek Saint-Epvre die 74 vensters heeft, acht klokken en de allure van een kathedraal. Aan het eind van de Grand Rue pronkt de Porte de la Craffe, een deels 14e-eeuwse versterkte poort (foto onderaan) die het oudste nog resterende deel is van de vestingwerken rond de oude stad. Langs de Grand Rue en in zijstraten ervan staan allerlei fraaie gebouwen, waaronder het historische hôtel de Haussonville, tegenwoordig een luxueus hotel, waarvan het vorm een beetje doet denken aan het paleis van Blois (Rue Saint-Michel) en het hôtel Ferrari dat een mooi trapportaal heeft met erboven een Italiaans aandoend trompe l’oeil (foto, Rue du Haut-Bourgeois).
In de Rue de Guise, een andere zijstraat van de Grand Rue, hebben we prettig gelogeerd in Hôtel de Guise waarvan bijna alle keurige kamers rond een binnenplaatsje liggen. Televisie kijken of eigenlijk luisteren kun je er niet, de toestellen staan permanent veel te zacht afgesteld, en noch een minibar noch een gewone bar zijn aanwezig. Maar het ontbijt is goed en de staf zeer vriendelijk. Toen ik vroeg naar ijsblokjes is een baliemedewerker ze zelfs speciaal gaan halen in een winkel. Parkeren, betaald, kan alleen op de nabije, brede Cours Léopold, 220 stappen vanaf het hotel.
Nancy heeft ook een echte kathedraal, in het nieuwere stadsdeel. Deze staat langs de Rue Saint-Georges, een doorgaans drukke winkelstraat waarin trams rijden doch geen auto’s. Het met veel moeite en problemen gebouwde, van buiten grijswitte godshuis heeft een groot schip waarin fresco’s en andere religieuze kunst werden aangebracht, alsmede, in 1757, een groot orgel. Schuin rechts achter de kathedraal lopen straten die naar meer wereldse zaken leiden, zoals een overdekte markthal en een overdekt winkelcentrum.
De drukte van deze wijk contrasteert met de rust in het grootste park ter plekke, het Parc de la Pepinière, pal naast de Middeleeuwse stad en achter hertogelijk paleis. En aangelegd door, wie anders, Stanislas. Je vindt er gazons, hoge bomen, struikgewas, bloemperken, uitnodigende zitbanken, een kleine dierentuin (waar de rust wordt vestoord door krijsende pauwen), het door Rodin vervaardigde standbeeld van de romantische schilder Claude Gellée (bijnaam ‘Le Lorrain’) en een rosarium. Deze rozentuin bestrijkt tweeduizend vierkante meter waar 197 verschillende soorten rozen groeien, verdeeld over tweeduizend struiken. Wanneer ze bloeien kom je ook daar ogen te kort.

 ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~


SCHILDERIJ VAN DE MAAND
Naast en achter het mooie, aan art nouveau gewijde Musée de L’Ecole de Nancy ligt een klein, prachtig park. Dat je betreedt via twee  ijzeren ‘poorten’ waarop rozen uitbundig groeien. Schuin omhoog kijkend onder de voorste boog zag ik  een bijzonder beeld dat ik later thuis heb uitgewerkt. Alleen de geur van de rozen ontbreekt…

 

**********

MOEZEL MOMENTEN
‘Hier thuis aan de Moezel gaat om 10 à 11 uur de fles open en drinken mijn vrouw en ik twee glazen. En ’s middags om 5 à 6 uur drinken we soms wel twee flessen, zeker als er gasten zijn. Mijn moeder deed hetzelfde en is inmiddels ver boven de tachtig. Ja, wij Moselanen drinken héél graag onze eigen wijn.’ Het zijn woorden van Theo Grüner, uitbater van Weingut Otto Clerren (zijn echtgenote is een Clerren) dat ruim veertig jaar geleden gold als het beste van Neumagen. Het was een zonnige dag in augustus, en op weg naar de Elzas hadden we een ommetje gemaakt door het kronkelige Moezel-dal.

  * HET ARCHIEF SPREEKT * HET ARCHIEF SPREEKT * HET ARCHIEF SPREEKT *

Otto, een gediplomeerde landbouwkundig ingenieur, zat op zijn praatstoel en schetste uitvoerig wat er allemaal voor komt kijken om een goede Mosel te maken. Veel arbeid in de wijngaard vooral. ‘De hellingen hier gaan soms tot 72 graden, da’s ongeveer de grens waarop grond nog net blijft liggen. Zelf moet ik voorop lopen om de plukkers aan te voeren, want het oogsten is zeer vermoeiend. Ga zo’n helling maar eens op, met een plukbak op je rug, en dan weer helemaal naar beneden met een volle bak. Ik wed dat je na één keer geen lucht meer hebt! En dan is er de temperatuur: op warme dagen is het ’s ochtends om 10 uur al onmogelijk heet. Vandaar dat de wijngaarden hier ‘s ochtends heel vroeg al vol zijn met mensen. We betalen onze wijngaardwerkers dan ook extra – en hopen dat de consument bereid is om die extra kosten te honoreren. Risico’s zijn er eveneens, maar daar hoort niemand over. Als een auto-ongeluk gebeurt, komt dat in de krant, nooit echter met een wijnbergongeluk. Al mijn medewerkers krijgen wijn te drinken. Iedereen mag elke dag een liter wijn gebruiken, maar niet meer. Toen ik ontdekte dat twee mannen toch meer gedronken hadden, heb ik ze die dag vaten laten zwavelen.’
De eerste fles inmiddels leeg, een Neumager Rosengärten  Riesling Kabinett, en onze gastheer opent een volgende. Met als commentaar ‘onze speciale Moezels moeten minstens drie jaar hebben gerijpt, dan is de jeugd eruit en hun klasse doorgebroken’. Waarbij Otto wijst op het glas. ‘Kijk, we drinken nu graag de wijnen van 1970 tot 1973, en gaan pas binnenkort beginnen aan 1974. ‘ Ons afscheid wordt beklonken met een slokje Neumager Engelgrube Feine Auslese uit 1967. ‘Ons motto is’, glimlacht Otto, ‘dat het meisje jong moet zijn en de wijn oud.’

 

De wijngaarden van Lake Naivasha Vineyards lagen in het Great Rift Vallei in Kenia, bijna op de evenaar. Op koelere plekken van berghellingen tot wel 1900 meter hoog plantte John d’Olier in 1982 diverse hoogwaardige druivenrassen, waaronder cabernet sauvignon, chenin blanc, pinot noir en sauvignon blanc. Op de rijke bodem met veel vulkanische as van Mount Longonot groeiden die druiven voortvarend, en men oogstte ze soms wel drie keer in twee jaar. Met het overlijden van John d’Olier in 1998 hield de wijnproductie echter op. Aldus de toelichting van Bert Wentzel, jokebertwentzel@gmail.com, uit wiens wereldomvattende collectie dit zeldzame etiket afkomstig is.

 

 

 

 

 

.

.

.

.

Disclaimer. Alle afgebeelde foto’s op deze website en dit maandmagazine zijn afkomstig van de auteur zelf of werden rechtenvrij c.q. met toestemming verkregen van wijnproducenten, wijnorganisaties, wijnhandelaren, promotiebureaus, streek- en landenorganisaties, toeristenbureaus en andere betrokkenen.