JUBILEUM IN DE WIJN
Deze maand is het vijftig jaar geleden dat ik ’s lands eerste fulltime wijnschrijver werd. Wat aanleiding was voor Charlotte van Zummeren om een aardig artikel op haar gave, feitenrijke website www.winebusiness.nl te plaatsen. Je kunt het alsnog lezen via deze link https://winebusiness.nl/hubrecht-duijker-50-jaar-fulltime-in-de-wijn/.
Ook de onvolprezen weekkrant De Groene Venen besteedde binnen gemeente De Ronde Venen ruim aandacht aan mijn halve eeuw fulltime in de wijn, via een artikel van hoofdredacteur Rob Isaacs, zie de foto.
Last but nu least heeft op initiatief van de immer creatief actieve Wietze Snaak (Jos Beeres Wijnkoperij) de regisseur-en-meer Jan Priester samen met de grote inspreker Marcel de Vries een kort, maar beeldenrijk filmpje gemaakt over de vijftigjarige carrière van een zekere vinpressionist. Het ruim twee minuten durende filmpje werd eerder uitgezonden in Business Class – tot mijn grote verrassing overigens, ik wist van niets – en je kunt het downloaden via deze link: https://we.tl/t-6wzMp3sNao.
*****
PRACHT UIT PIEMONTE…
…werd naar Abcoude gebracht door Annalisa Palluda. Zij behoort tot de grote familie Negro (haar man is een van de drie oenologen) die in de omgeving van Alba al wijn maakt sinds 1670. Het wijngoed is gevestigd in het uiterste westen van de streek Roero (spreek uit ‘Ro-ee-ro’), maar heeft ook kelders in Barbaresco en Barolo. Het totale oppervlak aan wijngaarden bestrijkt 70 hectare – en die worden duurzaam gecultiveerd. Als ‘mest’ bijvoorbeeld gebruikt men niet alleen compost, maar ook wat aardwormen achterlaten. Overigens was Roero de eerste hoge Italiaanse herkomstbenaming die gold voor zowel witte als rode wijnen.
Azienda Agricola Negro Angelo e Figli, zoals het domein officieel heet, koestert een simpel motto: ‘Wij maken wijnen om te drinken, wijnen die men graag wel drinken’. Om dit te onderstrepen liet Annalisa liet een dozijn soorten proeven. Het was eigenlijk meteen genieten van de Serra Lupini 2022, een Roero van de arneis druif. Gezien zijn frisheid, lichte mineraliteit en fris-milde citrusfruit zou het een aardig alternatief voor een Chablis kunnen zijn (richtprijs €13,25). Voor het eerst proefde ik ook een mousserende Roero, de van alleen arneis vervaardigde, volle Blanc de Blancs genaamd Giovanni 2016 die géén ‘dosage’ heeft gekregen, en dus goed droog is, met duidelijk wat notigheid in zijn nog frisse smaak (€27,95).
Een attractieve rode is de Dina 2022, een koel te drinken, ferme Barbera d’Alba die op frisse, sappige wijze smaakt naar vooral besfruit (€12,50). Die iets zachtere, tikje mildere Cescu 2022, een eveneens bessige Dolcetto d’Alba, beveelt Annalisa aan bij champignons, maar ik zie ‘m ook helemaal zitten bij lasagne (€12,15).
Een zestal wijnen van de nebbiolo volgde. Allemaal niet heel diep van kleur, da’s nou eenmaal de nebbiolo (net als de pinot noir), en allemaal ten dele of geheel opgevoed in eiken vaten en/of foeders. Mijn favoriet was de gespierde, nog frisheid bezittende en toch redelijk rijpe Sudisfá 2020, een markante Roero Riserva waarin o.m. aardse tonen, een tikje toast, een beschaafde kruidigheid en wat rijp besfruit zo goed met elkaar verkeren dat de Gambero Rosso, Italië’s belangrijkste wijngids, de wijn een topscore gaf. Het is, zo zag ik achteraf, de duurste wijn van de collectie (€46,50). En wie niet bang is voor wat munt (dat ook in o.a. Chileense Carmenère kan voorkomen) zal genoegen beleven aan de flink nablijvende, naar een iconische ‘hut’ op een wijnheuvel genoemde Ciabot San Giorno 2019, eveneens een Roero Riserva (€28,75).
Verkooppunten zijn aan te vragen bij importeur www.monnik-dranken.nl.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
DEVENTER VERKEND
Om het maar meteen duidelijk te maken: Deventer is méér dan zijn koek. Hoe beroemd die ook mag zijn – en zelfs beschermd, sinds 1417. Zelfs nu nog is het recept geheim, alhoewel de ingrediënten bekend zijn. Te weten roggemeel, honing, water en een mysterieuze mix van specerijen. De honing werkt conserverend, en het ontbreken van vet en eieren maakt het baksel goed houdbaar, op voorwaarde dat het droog wordt bewaard. In 1593, toen de stad dertien koekbakkers telde, werd koekbakker Schutte ingeschreven als meesterskoekbakker in het zogeheten Koekbakkersgilde. Hij voerde de titel ‘de van Oudsher Gekroonde Allemansgading’. De firma Schutte werd in de 19e eeuw overgenomen door Jacob Bussink, wiens bedrijf nog steeds bestaat. En dat op de centraal gelegen Brink, het perfecte startpunt voor een stadswandeling, de Deventer Koekwinkel drijft, op nummer 84.
De stad Deventer ontleent zijn naam aan de Engelse missionaris Lebuinus die rond 770 naar het gebied rond de IJssel kwam om de heidense Saksen te bekeren. Op een van de dekzandruggen, lage heuvels die de ‘fundamenten’ van de latere stad zouden worden, bouwde hij een kerkje dat hij noemde naar zijn geboorteplaats, Daventry. Overigens spellen de Deventenaren zelf de naam van ‘hun’ rivier, die eeuwenlang een belangrijke handelsroute vormde, altijd met één ‘s’. Want vroeger heette de waterweg Isala, ook gespeld met een enkele ‘s’. Als stad, waarvan het centrum eivormig is, kwam Deventer tot bloei in de vroege middeleeuwen, toen de plaats was aangesloten bij de Hanze, een verbond dat op zijn hoogtepunt meer dan 150 handelssteden telde. Niet alleen de IJssel bracht handel naar Deventer, maar ook een landroute naar Duitsland. En de goederen, die werden gewogen in De Waag, het markantste pand op de Brink. De weeggelden brachten Deventer veel inkomsten. In het laatgotische bouwwerk is tegenwoordig een stadsmuseum gevestigd. De stad had ook muntrecht. Tegen een zijgevel van de Waag is nog een beeltenis te zien van een grotere koperen ketel (die destijds aan de voorgevel hing) waarin… valsemunters werden gekookt. Pal achter het Waaggebouw staat een van de Deventers fraaiste en grootste panden. Het werd in 1575 gebouwd door een rijke reder en haringkoopman, vandaar de gevelversiering met drie gouden haringen. Haaks tegenover dit pand begint de Rijkmansstraat die op 6 februari 1945 zwaar werd getroffen door een bombardement, vandaar een aantal lege plekken, maar waar het nummer 13 geluk bracht. Want daar is het uit 1612 daterende Huys Ricmode (links en rechts) in al zijn glorie bewaard gebleven. Het heeft een gevel in Gelders-Overijsselse stijl, met een golvend bovenwerk, gebogen motieven van baksteen en rijen horizontale ‘muizentandjes’ die bedoeld waren om regenwater tegen te houden. Schuin tegenover dit koopmanshuis, tussen straatnummers 8 en 10, begint de kleine Muntengang die voert naar een pleintje waar vroeger de munterij (foto deur met gevelsteen) gevestigd was en waar ook de 16e eeuwse, ranke Munttoren staat. Wie het poortje ernaast passeert, en dan linksaf gaat, komt in de Achter de Muren Zandpoort die vroeger als stadswal heeft gediend. Waar destijds een rondeel van de vestingwerken stond, is sinds 2022 een klein appartementen complex gesitueerd, Het Rondeel gedoopt. Je kunt nu twee dingen doen, de straat uitlopen naar de Zandpoort en rechtsaf richting Waag om het Speelgoedmuseum te bezoeken, of omkeren via een stukje Rijkmansstraat en naar het wijkje Bergschild gaan. Waar niet alleen enkele historische panden staan, maar waar je ook toegang krijgt tot de kleine, sfeervolle Bergschildtuin (rechts) die door omwonenden liefdevol word verzorgd. Er staan banken om even te rusten. Vroeger bood het tuintje uitzicht over de IJssel en zijn rivierhaven, maar tegenwoordig op een woonwijk met ervoor een rondweg. We zijn hier in het Bergkwartier dat als ‘nieuwbouw’ gedurende de middeleeuwen verrees, en dat als herkenningspunt de twee torens tonende Bergkerk heeft. Deze verrees rond 1200, werd in 15e eeuw verbouwd, en is gewijd aan St. Nicolaas, de schutspatroon van kooplieden. Het op een lage heuvel tronende gebouw fungeert vandaag de dag als expositieruimte voor beeldende kunsten, terwijl er ook concerten worden gegeven. Tegenover de entree, op de hoek van de smalle Kerksteeg staat het oudste, bakstenen burgerhuisje van de stad; het dateert uit 1300 (rechts). Vanaf het Bergkerkplein, waar zeker de Wandelwinkel een bezoekje verdient, loopt de licht hellende Bergstraat die aan beide zijden door fraaie panden wordt geflankeerd. In een ervan is de NV Bergkwartier gevestigd, een lofwaardige organisatie die Deventer behoed heeft voor de sloop van tientallen historische panden, en die ze ook opknapt en verhuurt.
Voor het volgende deel van de verkenning kuieren we terug naar de Brink, om aan de westzijde van het Waaggebouw de Kleine Overstraat in te gaan, een gezellig straatje met leuke winkels en enkele van de talrijke cafés die Deventer telt. Opzij van het eerste kruispuntje rechts is een van de grote muurschilderingen te zien die in diverse wijken van de stad werden aangebracht (zie www.streetartstreets.nl). Sla op de T-kruising aan het eind linksaf en je belandt in een straat met nog meer winkels, ook grote, waaronder flink wat van ketens. Dit is de Lange Bisschopsstraat (die, als je rechtsaf slaat naar bijna de ingang van de grote Centrum parkeergarage voert). Nu even een stukje naar links, en de Grote Kerkhof komt in beeld. Dit plein diende lange tijd als parkeerplaats, maar werd eind mei 2022 heropend als autovrij, weids stadsplein met veel allure en een fonteinpartij (links). Wie het betreedt, ziet meteen het opvallend, zoniet uniek vormgegeven nieuwe, officieel in 2016 geopende raadhuis. Het rijke raamwerk daarvan werd gemaakt op basis van 2264 unieke vingerafdrukken van Deventenaren die kunstenares Loes ten Anscher liet maken, om ze vervolgens met hulp van vrijwilligers via mallen in aluminium te gieten (rechtsonder). Het gebouw zelf werd ontworpen door Michel Riedijk van Neutelings Riedijk Architecten. Pal naast het stadhuis staat een voormalige stadsherberg, destijds bestemd voor gasten van de gemeente. En daar weer naast pronkt het oude stadhuis, een tempelachtig, wit, classicistisch pand dat eind 17e eeuw verrees en tot Unesco monument werd verklaard. De daarin gevestigde trouwzaal doet nog altijd dienst. Even verderop langs dezelfde rij staat het in pastelgeel getinte pand waar ooit de Latijnse School gevestigd was. Jongens werden daar voorbereid op een religieus ambt of een universitaire studie. Tot de bekendste leerlingen behoorden Desiderius Erasmus, Geert Groote en Thomas a Kempis. Tegenwoordig fungeert het pand als hotel dat over een achttal bijzondere kamers beschikt. Gene zijde van het Grote Kerkhof wordt gedomineerd door de Lebuinuskerk (links) en de daarbij behorende ruim 62 meter hoge toren die Deventers skyline markeert. Het eigenlijke kerkgebouw is bijna 100 meter lang en zo’n 18 meter hoog. Binnenin is van alles te zien, waaronder muurschilderingen, glas-in-lood ramen en orgels. Buiten, links van de entree, zijn de muurresten te zien van de Mariakerk. Met aan de voet ervan een rij lage witte huisjes. De alleenstaande vrouwen die daar woonden, verdienden wat geld door voet verwarmende stoofjes te verhuren aan kerkgangers. Wat een contrast met de non-figuratieve moderne Nul-kunst die om de hoek, aan de Nieuwe Markt, kan worden bekeken in het museum Eicas. Het moge duidelijk zijn: wie Deventer bezoekt, zal niet alleen de smaak van zijn koek te pakken krijgen, maar ook die van deze mooie stad zelf.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
SCHILDERIJ VAN DE MAAND
Voor deze wintermaand heb ik echt een winters tafereel gekozen. Namelijk een hert met gewei tegen een achtergrond van ijzige, deels witte vensters. Als ‘schets’ diende een hele kleine foto uit een Amerikaans tijdschrift. En als techniek werden voornamelijk pastelkrijt en -potlood gebruikt. Meer details over dit Geweid winterbeeld vind je bij Dieren op www.vinpressionist.com.
MEMORABELE MAALTIJDEN (16)
Genoten door Hubrecht Duijker
Frequent heb ik Bordeaux bezocht, meestal ter voorbereiding van een nieuw boek of om een bestaand werk te actualiseren. Het waren trips die meestal weken duurden. Aangezien de streek enkele duizenden châteaus kent – variërend van boerenhoeve tot imposant kasteel – lukte het bij herhaling om op een daarvan onderdak te vinden. Zo ook gedurende de zomer van 1980 op Château de Marbuzet in Saint-Estèphe. Voor niet alleen mijzelf, maar ook voor mijn vrouw Julie en onze twee jonge kinderen, Patrick en Melanie. Overdag ging ik wijnbezittingen bezoeken voor De goede wijnen van Bordeaux.
Van buiten ziet Château de Marbuzet er schitterend uit. Met name de door pilaren geflankeerde entree oogt indrukwekkend en doet denken aan die van het Witte Huis in Washington. Het kasteeltje werd gebouwd door een wijnhandelaar voor diens maîtresse, een operazangeres. Maar om én een vedette én een wijnchâteau te onderhouden, bleek zelfs voor deze welgestelde man te veel. Hij ging failliet, net als zijn relatie. De Marbuzet werd overgenomen door de gebroeders Prats. Die er niet woonden, dat deden ze in de stad Bordeaux, en het alleen gebruikten voor ontvangsten. En voor het maken van wijn. Tijdens ons verblijf waren de salons dan ook gesloten, en werd vooral in de keuken geleefd. Deze bevindt zich gelijkvloers, onder de woonverdieping. In de keuken regeerde Simone, een kleine, bescheiden vrouw van in de zestig. Zij was de huishoudster, en haar man verzorgde al achttien jaar het grote park. Bij galadiners – waarvoor zij kookte – trok hij een witte jas en dito handschoenen aan; de tuinman werd tafeldienaar.
Toen ik op een late namiddag terugkwam was alles op Château de Marbuzet in rep en roer. In de kelder had een stagiair namelijk met een apparaat tegen een opslagtank gestoten. Waarna binnen enkele minuten 13.000 liter wijn de goot in stroomde. Tot overmaat van ramp was het niet de wijn van Château de Marbuzet – die overigens buitengewoon plezierig smaakt – maar die van Cos d‘Estournel, een wereldberoemde cru classé, toen ook eigendom van de familie Prats. Wijn bovendien die al op voorintekening was verkocht. Totale schade: driehonderdduizend gulden. Dit soort zaken doen je beseffen dat het niet allemaal rozengeur en maneschijn is op een wijnchâteau. Een ongelukje kan je hele jaarwinst doen vervliegen. In diezelfde tijd hoorde ik van een domein waar de werklieden te veel zwavel in een spuitmiddel hadden gebruikt, waardoor hele druivenplanten waren weggebrand. En wat te denken van de kosten om een château te onderhouden, alleen voor en enkele ontvangsten per jaar? De buitenwacht ziet alleen de glitter, maar ik heb in Bordeaux wijnbouwers ontmoet die hun wijnen en hun gasten een eersteklas verzorging gaven, maar zelf woonden in oude troep.
Nadat ik een keer op zeer Hollandse wijze geluncht had – stokbrood, kaas, water – ging in het kasteel de telefoon. “C’est pour vous, monsieur Duuikèr”, riep Simone. Ik kreeg een wat geïrriteerde château-eigenaar aan de lijn. Waar blijft u, het is al bijna één uur, en ons hele gezin zit op u te wachten voor het déjeuner.’ Hier was sprake van een groot misverstand. De man had me uitgenodigd, maar ik wist zeker dat ik zijn invitatie had geweigerd. Ik stond op het punt dat te zeggen, toen hij me vroeg: “Of hebt u soms al gegeten?” In dat ene zwakke moment zei ik ‘nee’. Mijn relatie met deze wijnmaker, Jean-Eugène Borie (rechts) van Château Ducru-Beaucaillou, een der besten uit de Médoc en erg aardig bovendien, was me te lief. Met als gevolg dat ik een kwartier later weer aan tafel zat, dit keer met op het bord achtereenvolgens een halve meloen, gevogeltepâté, gegrilde entrecôte, drie soorten groenten, twee soorten kaas, een zoet nagerecht en vijf soorten wijn. Het was allemaal heerlijk, maar Madame Borie vroeg wel bezorgd: ”Wat eet u toch weinig, voelt u zich wel goed?”
De leukste maaltijd op Château de Marbuzet zelf was de laatste. Simone, haar man, enkele anderen en ikzelf zouden er een waar feestdiner van maken. In de keuken uiteraard. Iedereen kocht of kookte wat. We begonnen met rauwe Bayonne-ham en schijven smakelijke tomaat uit de eigen moestuin en aangemaakt met een vinaigrette. Vervolgens arriveerden champignons à la Grecque, bereid door de zowaar niet ontslagen stagiair. Die had er de halve zondag aan gewerkt, volgens het recept van zijn grootmoeder. Het hoofdgerecht bestond uit twee enorme geroosterde maïskippen, van Simone’s eigen erf. Kaas, begeleid door de nog verrassend vitale 1921 van het château zelf, volgde en als dessert verscheen een sappige, verse perzik plus appeltaart, met de fijne Sauternes 1975 van Château Filhot. Aan het eind van de avond zat Simone met glimoogjes voldaan te genieten van haar tweede glas Sauternes. Gelijk een ware kasteelvrouw te midden van haar gasten.
Het feestmaal werd afgesloten met een vuurloos ‘vuurwerk’ van ons negenjarige zoontje Patrick. Die vanaf het kasteelbalkon en onder het imiteren van knalgeluiden allerlei voorwerpen de lucht in wierp, waaronder een zoevende zwemband, een emmertje zand, een parachuutje, een sigarenblikje met kiezelstenen, een set jeu de boules ballen en een handvol hagelhulzen. Simone wist niet wat ze zag, niemand trouwens, en stond bijkans gierend te lachen, met tranen in haar ogen.
BEAUJOLAIS IN BEELD (4)
Al ruim vijftig jaar heeft fotograaf Frank de Jongh druiven geplukt in de Beaujolais, en daar al die jaren inmiddels zo’n vijftigduizend foto’s gemaakt. Over de hier afgebeelde foto getiteld Casse-croûte schrijft hij: Druiven plukken is zwaar werk. s’ Morgens vroeg op de kar achter de tractor naar de wijngaard, vaak met een kater, de stilte is oorverdovend. Dan klinkt om 9:00 uur de verlossende kreet ‘Casse-croûte!’ Op een kar staan manden met stokbrood, kazen en worst, en een eerste glas wijn wordt genuttigd, zeer goed voor de moraal. Voldaan wordt het werk hervat, je hoort de eerste plukkers zingen. Met recht le meilleur moment! Voor meer info zie www.beaujolais50.com
***
FLATERS AAN TAFEL
Je zou het bijna een jeugdzonde kunnen noemen, mijn allesbehalve serieuze paperback Flaters aan tafel die ruim 35 jaar geleden verscheen bij de toen nog bestaande Mondria Uitgevers. Het boekje bevatte uit een verzameling blunders die bekende, minder bekende en volstrekt onbekende Nederlanders aan tafel maakten, thuis of in restaurants. De uitgave werd gegarneerd met knappe, cartoonachtige tekeningen van de briljante, internationaal bekroonde Bert Witte (1943-2012). Elke maand plaats ik een vrolijk en tegelijk ‘ongelukkig’ voorval in dit magazine; deze maand komt Boudewijn Büch aan het woord.
Dingen die je niet mag én kan zeggen tijdens het diner in een restaurant, zijn er vele. Zinnen die in geen geval mogen worden uitgesproken, zijn onder andere de volgende.
‘Toch maak ik thuis dit sausje lekkerder.’
‘Moet je eens proeven, Wim, volgens mij zit er een brandluchtje aan.’
‘Ik ben niet zo’n vismens.’ (En: Niet zo’n wildmens, roodvleesmens, rauwkostmens, etcetera.)
‘Nou, ditzelfde had ik thuis voor minder geld klaargemaakt…’
‘Heeft u ook frites?’ (De ober die terugsloeg met ‘Zonder of met, mijnheer?’ – ik maakte het ooit mee – was geniaal.)
‘Ik zit propvol.’
‘Ik heb ‘t niet meer.’
‘Ik plof bijna.’
‘Heeft iemand een Rennie?’ (Zie de tekening.)
‘Wat hebben we lekker zitten nassen.‘
‘Het is niet goedkoop, maar de porties waren dan ook héél behoorlijk.’
‘Zullen we eens opkrassen?’
Albanië was tot 1991 een zeer gesloten stalinistisch land, daarna echter weer een democratie en meer open. Er wordt al duizenden jaren wijn geproduceerd. Die van het afgebeelde etiket is gemaakt van de witte lokale debine druif, door de coöperatie van Gjirokaster in het zuiden van het land. Deze droge witte wijn bezit zachte zuren en smaakt meer kruidig dan fruitig. Aldus de toelichting van de grote etiketten verzamelaar Bert Wentzel (jokebertwentzel@gmail.com) die dit label selecteerde
uit zijn wereldomvattende collectie.
Disclaimer. Alle afgebeelde foto’s op deze website in dit maandmagazine zijn afkomstig van de auteur zelf of werden rechtenvrij c.q. met toestemming verkregen van wijnproducenten, wijnorganisaties, wijnhandelaren, promotiebureaus, streek- en landenorganisaties, toeristenbureaus en andere betrokkenen.