FJORDEN & JUGENDSTIL

Om ergens langs de kust van Noorwegen de beroemde Puccini aria Nessun Dorma te horen spelen door een jankende elektrische gitaar, terwijl op een omegavormig podium een dansduo vloeiend op die muziek beweegt, dat kun je beleven aan boord van de Rotterdam, het vlaggenschip van de Holland America Line (www.hollandamerica.com). Deze jongste en grootse aanwinst van de vloot brengt ons naar enkele van de mooiste Noorse fjorden. Aan boord is het genieten van een bijkans overrompelende gastvrijheid, van groot comfort, van een rijkdom aan entertainment, en van een overdaad aan gerechten. Deze worden geserveerd in een tiental restaurants, waaronder de grote, twee etages tellende main dining room (foto). Het eten is meestal bij de prijs inbegrepen, maar soms moet je flink wat dollars bijbetalen, zoals in de sjieke, maar duistere Pinnacle Grill en in het sushi restaurant Nami. Jammer alleen dat de wijnen zo duur zijn (goedkoopste $9 per glas), terwijl op alle dranken ook nog een service charge van 18(!) procent wordt geheven. Dus wie een duurdere fles bestelt, krijgt in feite straf. Want die 18 procent is ongeacht de prijs. Waarom niet met een vaste opslag gewerkt? En waar bleven de vriendelijker geprijsde ‘huiswijnen’?
Enfin, van alle Scandinavische landen heeft Noorwegen de meeste bergen en de grootste welvaart. Het land is geen lid van de Europese Unie (dit naar verluidt vooral om zijn visserij rechten te beschermen),  en voert dus nog zijn eigen munteenheid de Noorse kroon. Voorts spreken de 5,3 miljoen inwoners ook hun eigen taal. De zo kenmerkende fjorden zijn heel geleidelijk ontstaat dankzij immense, kilometers diepe gletsjers die zo’n drie miljoen jaar geleden, tijdens de IJstijd, centimeter voor centimeter richting zee gleden, daarbij diepe gleuven slijpend in de aardkorst. Na een volle dag op zee bereiken we, aan het eind van een fjord, het havenplaatsje Eidfjord. Waarvan de omgeving aantrekkelijker is dan het dorp zelf, dat eigenlijk saai en nietszeggend is, en alleen tot leven lijkt te komen als een cruiseschip aanlegt. Wat de nabijheid te bieden heeft zijn o.m. de Hardangervidla, een nationaal plateaupark van 3422 vierkante kilometer, en de Veringsfossen, Noorwegens beroemdste watervallen die een vrije val hebben van zo’n driehonderd meter. Vanuit Eidfjord varen we langzaam door de 177 kilometer lange Hardangerfjord die ook wel ‘de koningin van de fjorden’ wordt genoemd. Vanaf het schip zijn goed de vaak hoge, steile, groen begroeide berghellingen te zien met hier en daar woningen en boerderijen. Onze late middagvaart levert ook enkele fraaie beelden op van zonlicht dat het alom aanwezig grijze wolkendek hier en daar doorbreekt, en dat zowel de silhouetten van bergen als het winderige water van glinsteringen voorziet. Diverse watervallen verschijnen eveneens in beeld, soms breed en laag, maar meestal hoog en smal.
Dat Alesund, onze volgende halte, bekend is vanwege zijn Jugendstil architectuur, heeft enerzijds een droeve reden, anderzijds een blijde. De droeve is dat in januari 1904, hartje winter dus, het gehele centrum verloren ging door een orkaan van vuur. De blijde reden is dat als gevolg van deze ramp werk verschaft werd aan grote aantallen bouwvakkers uit het gehele, destijds in een crisis verkerende land. Bovendien brak een bloeiperiode aan voor toeleveranciers, waaronder steengroeven. In totaal werden ongeveer zeshonderd panden opnieuw gebouwd – wat gebeurde in een Noorse versie van de Jugendstil. Op sommige plekken plaatst men ook standbeelden, zoals bij de binnenhaven dat van een sorterende vissersvrouw. Wat er allemaal in Alesund heeft plaatsgevonden wordt getoond en verteld in de ‘tijdmachine’ van het lokale Jugendstil Museum. Sowieso verdient dit een bezoek vanwege zijn fraaie verzameling Jugendstil voorwerpen, waaronder vazen, schotels, bestek, glaswerk, kachels en wandtapijten. Het museum, met ernaast zijn aan moderne kunst gewijde dependance, is gevestigd in een voormalige apotheek, vlakbij de eerder genoemde binnenhaven waar ook watersporters op zeilplanken actief plegen te zijn. In Alesund hebben twee – prijzige, Noorwegen is gewoon duur –  hop on, hop off busmaatschappijen routes uitgezet, zoals naar het 418 traptreden hoge Aksla uitzichtpunt en naar het Atlanterhavsparken, het grootste zoutwater aquarium van Noord-Europa. Te voet is het eigenlijke centrum makkelijk bezoekbaar, en kun je vanuit de cruisehaven in pakweg tien minuten o.m. de stoerstenen, op een lage straatheuvel tronende Alesund kerk bereiken. Die overigens ook in zijn geheel werd herbouwd na de stadsbrand.
De volgende fjord heet Geiranger en voert naar een plaatsje met dezelfde naam. Ergens onderweg glijden we langs twee spectaculaire watervallen, de breed bruisende Zeven Zusters (links) en, schuin aan de overkant, de veel compactere Huwelijkskandidaat. Geheel in stijl werd weer een andere waterval de Bruidssluiter gedoopt. Als havendorp stelt Geiranger weinig voor, het lijkt voornamelijk uit souvenir- en kledingwinkels te bestaan, met als markantste gebouwen een hoekig hotel en een vrij hoog op een heuvel staand wit kerkje. Interessanter is het achter Geiranger gelegen Norwegian Fjord Center dat alle mogelijke informatie over fjorden verschaft. Het is te bereiken per (toer)bus, en voor de echte stappers tevens te voet. Nog wat verder, en alleen wandelend bereikbaar, is de Storsaeterfosse, een andere befaamde waterval. De stenen van het pad er naartoe werden gelegd door Sherpa’s uit Nepal. Voorts is het mogelijk om in Geiranger excursies te boeken voor boottochten in de fjord, en naar het door Unesco beschermde uitzichtpunt Flydalsjuvet (rechts). ‘s Avonds, als ons schip de fjordenkust verlaat, horen we de aria Nessun Dorma nogmaals, zij het nu gezongen door de briljante Italiaanse tenor Luca Lattanzio tijdens diens eerste optreden in het boordtheater.

~~~~~~~~~~~~~~~

 

MEMORABELE MAALTIJDEN (1)
genoten door Hubrecht Duijker

Anno 1974, in mijn eerste jaar als fulltime wijnschrijver, werd ik als enige Nederlander uitgenodigd voor een diner getiteld Hommage aux créateurs. Het was georganiseerd door het toen nog zelfstandige Champagne-huis Krug, en vond plaats in Le Grand Véfour, het Parijse klasserestaurant van de legendarische Raymond Oliver. Het gros van de dertig genodigden bestond gastronomische grootheden, waaronder Paul Bocuse (compleet het grote rode vlinderdas), Paul Haeberlin, Marcel Kreusch, René Lasserre en Jean-Claude Vrinat. De enige speech was die van president-directeur Paul Krug (rechts). Hij stelde dat het maken van een perfecte Champagne kan worden vergeleken met het bereiden van een perfecte maaltijd ‘want beide zijn uiterst ambachtelijke werkzaamheden die alleen met de allerbeste ingrediënten, vakmanschap en toewijding kunnen worden gerealiseerd’. Met nog Champagne in de glazen werd als eerste gang een oestersoep met een spies van langoustine geserveerd. Een mooi begin. Vervolgens arriveerde de toupinade van Raymond Oliver zelf: een schotel zoals chefs soms zelf eten in de keuken, bestaande uit restjes van een hoop verschillende ingrediënten. Wat op het bord lag, leek dan ook op een soort grabbelton. Met o.a. zwezerik, morilles, niertjes en pens – die ik voor de eerste en de laatste keer in mijn leven heb gegeten, want hij smaakte vooral taai. De begeleidende wijn daarentegen was pure perfectie, Domaine de Chevalier 1964, een rode Graves. Geurig, elegant, stijlvol en rijk tegelijk, adjectieven schoten te kort. Tot ieders vreugde werd hij doorgedronken bij le fromage en surprise, een – gelukkig – zachte terrine van Roquefort die verpakt zat Camembert doosje. Diverse soorten smakelijke sorbet en ijs sloten de maaltijd af. Erbij kwam een zeven jaar oude Sauternes, Château Guiraud. Het was geen gelukkige combinatie, want tegen het koude zoet van de nagerechten was deze Sauternes niet opgewassen. Toen ik jaren later aan Alexandre de Lur Saluces, destijds eigenaar van Château d’Yquem vroeg waarbij hij zijn grote Sauternes het liefst zou drinken, luidde zijn antwoord terecht ‘Bij alles behalve het dessert’. Met de Rémy Martin Louis XIII Cognac in de hand werd na afloop nog druk gediscussieerd over het gebodene. Waarbij een zeer bekende restaurateur in brede kring verkondigde dat hij de rode wijn wat jong vond, ‘maar wel typisch een rode Graves uit 1967’.  Het was dus een 1964, en bleek eens temeer bleek dat niets menselijks vreemd is aan zelfs superchefs.

 ***

SCHILDERIJ VAN DE MAAND
Natuurlijk kon ik niet nalaten om voor deze maand een van mijn Noorwegen schilderijen te selecteren. Want wat hééft dit lange land veel natuurschoon, ook achter de fjorden. De afgebeelde impressie is die van een dal in het kustgebied More og Romsdal dat rijk is aan fjorden, beken en rivieren, terwijl bergen alom aanwezige zijn. Meer details over dit vrij grote werk zijn te vinden bij Landschappen op www.vinpressionist.com.

 


KOETSIER VAN WÁT?

Op virtuoze wijze schreef Hans Ferrée over eigenlijk alles, soms ook over wijn. Zoals pagina’s lange hoofdstukken in Het Wijn Leesboek dat ik dertig jaar geleden mocht samenstellen voor De Bijenkorf. Hier zijn enkele passages gewijd aan de wijnsnob. De tekening is van Walter van Lotringen.

Wijnboeren zijn net reclamejongens: ook zij geven elkaar oorkondes en medailles. Geen vrouwenarts geeft een collega een Oscar, geen kruidenier geeft het certificaat ‘goedgekeurd’ aan een concurrent, geen machinefabriek geeft de afnemer van de honderdste machine een ‘diplôme d’honneur’. Wijnboeren doen dat wél. En, omdat de versierselen en de namen allemaal zo imponerend overkomen, vrees ik dat hier en daar nogal misbruik wordt gemaakt van oorkondes die op de keper beschouwd weinig meer betekenen dan ‘u hebt de avondvierdaagse uitgelopen’.

HET ARCHIEF SPREEKT

In St. Emilion wordt elke minuut iemand tot ereburger benoemd omdat hij veel St. Emilion verkoopt. Of er veel van drinkt. Of er veel over schrijft. En wie de duizendkoppige menigte ziet die telkenjare wordt uitgeroepen tot Chevalier du Tastevin begrijpt dat dit ridderschap niet veel om het lijf heeft. Als desalniettemin toch iemand u hindert met gesnoef over zijn chevalierschap, draai u dan naar hem toe en vraag heel luid ‘Koetsier van tasteWAT ben je worden?’  Zoals de meest ogenschijnlijk zelfverzekerde figuren ontleent de wijnsnob (die altijd pseudo-connaisseur is) zijn houding aan innerlijke onzekerheid. Hij weet immers hoe weinig hij eigenlijk weet en hij is doodsbang om ontmaskerd te worden. Dus doet hij er een schepje bovenop om zijn eigen onzekerheid te overschreeuwen. Net als mensen die éérst naar de naam van de schilder kijken om dàn pas te zeggen of ze een kunstwerk ‘goed’ dan wel ‘niet goed’ vinden, zo durft de wijnsnob niet op zijn zintuigen te vertrouwen zonder te weten hoe en waar hij het gebodene eigenlijk moet plaatsen.
Als u in gezelschap van iemand bent die net zo lang blijft doordrammen over ‘vloeibaar fluweel op de tong’ dat ondertussen de cresson-soep koud staat te worden, dan kunt u iets roepen als ’volgens mij smaakt hij naar zuiver scheerwol – hebbie misschien een colaatje-pils?’ Dat is grofbesnaard, maar wel effectief.

***

***************************************

In de Rijn, voor het populaire Duitse wijnstadje Bacharach, ligt het 7 hectare bestrijkende eiland Heyles’en Werth waarop twee hectare beplant zijn met riesling druiven. Het is een van Duitslands kleinste wijngaarden. Door zijn hoge ligging overstroomt het eiland maar weinig. De familie Bastian heeft het sinds 1805 in bezit. Aldus de toelichting van de grote etikettenverzamelaar Bert Wentzel,  jokebertwentzel@gmail.com, die dit jaar zelfs in Duitsland een deel van zijn collectie heeft geëxposeerd.

 

 

 

 

 

 

Disclaimer. Alle afgebeelde foto’s op deze website in dit maandmagazine zijn afkomstig van de auteur zelf of werden rechtenvrij c.q. met toestemming verkregen van wijnproducenten, wijnorganisaties, wijnhandelaren, promotiebureaus, streek- en landenorganisaties, toeristenbureaus en andere betrokkenen.