~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

VINOS VAN ANDALUSIË

Buiten Sherry zijn er in Andalusië – qua inwonertal Spanje’s grootste autonomie, met ongeveer 30.000 hectare wijngaarden – heel wat andere wijnen te vinden die doorgaans heerlijk samengaan met de regionale gerechten. Diverse worden nauwelijks geëxporteerd en kunnen dus alleen ter plekke worden genoten, maar da’s natuurlijk géén straf. Spanje’s oudste stad is Cádiz (boven), die rond 1100 voor Christus door de Feniciërs  werd gesticht. Dit zeevarende volk bracht vermoedelijk ook druivenstokken mee om ze in het kalkhoudende, heuvelige achterland van Cádiz te planten – de huidige bakermat van Sherry (zie ‘Genieten in Jerez’, hierna). Naar alle waarschijnlijkheid is de Spaanse wijnbouw dus in Andalusië begonnen. En ondanks  het feit dat de Moren er langer regeerden dan waar ook in Spanje, ongeveer acht eeuwen, bleef de wijnbouw in Al-Andalus – Land in het Westen – bestaan.
Herinneringen aan de Arabische tijd zijn overal in Andalusië nog alom aanwezig, niet alleen via monumenten, maar ook via vruchten (abrikozen, perziken en sinaasappelen werden door de Moren geïntroduceerd), via rijst en katoen, via de keuken en via de flamencomuziek. Andalusië’s bekendste wijn is Sherry, de karaktervolle, met alcohol versterkte wijn die al door Shakespeare werd geprezen. Maar in deze uitgestrekte streek zijn ook andere goede wijnen te vinden. Uit Málaga en de daarmee overlappende Sierras de Málaga bijvoorbeeld. Ooit was Málaga een fameuze, veel geproduceerde wijn, afkomstig van 112.000 hectare rond de gelijknamige stad. Maar vanwege allerlei problemen resteert daar slechts ongeveer een tiende van, en is Málaga als wijngebied deels in de vergetelheid geraakt. Eigenlijk ten onrechte, want alleen al zoete witte Málaga kan van wereldklasse zijn. Zo’n wijn komt uit Cómpeta, een wit bergdorp (linksonder) op bijna 640 meter hoogte, vijftig kilometer oostelijk van Málaga. Het eerste deel van de route bestaat uit autopista, maar even voorbij Torre del Mar en Algarrobo wordt de weg bochtig en smal. Je vergeet er ook snel de lelijke hoogbouw van de kust – die herdoopt zou moeten worden tot Costa del Béton – want in de bergen valt nog volop te genieten van stilte en natuurschoon. Niet ver voor Cómpeta verschijnen de eerste druivenstokken. Ze staan tegen onmogelijk steile hellingen. Hun wortels groeien ook niet in de bergbodem, want de rotsgrond is gewoon te hard, maar erlangs, in de dunne leisteen en kalkhoudende bovenlaag. Om de bodega te bereiken waar de bijzondere Málaga wordt gemaakt, moet je het uit fel witte woningen bestaande Cómpeta helemaal doorrijden. Een paar honderd meter buiten het dorp ziet je dan links van de weg een bescheiden gebouw met daarop Vino Jarel en Bodegas Almijara. Niets doet vermoeden dat hier, van 9 hectare, een topwijn wordt gemaakt. Dat blijkt pas bij het proeven van de daar door meester-wijnmaker Telmo Roerige vervaardigde Molino Real, een dessertwijn afkomstig van oude moscatelstokken, vergist en gerijpt in nieuwe vaten. Hij zou kunnen worden beschouwd als de Spaanse Château d’Yquem. Deze meesterlijke Málaga smaakt tegelijkertijd zoet en fris, energiek en elegant, met nuances van druivig fruit, limoen, munt, specerijen en beschaafde houtaroma’s. Het is een absoluut unieke wijn die de reis en zijn zeer stevige prijs beslist waard zijn. De volgende wijnbestemming is Montilla-Moriles. Ik hoor je al denken: Montilla, is dat niet, van heel vroeger, die goedkope Sherry imitatie? Jazeker, maar in dezelfde streek worden nu vooral hoogwaardige andere wijnen geproduceerd. Een aangenaam verblijfadres (met een buitenzwembad, foto) onderweg is de luxueuze, moderne parador van Antequera. Deze bevindt zich op een heuvel aan de buitenkant van deze aardige, twee dozijn kerken tellende stad. Elke gast krijgt in de chaletachtige eetzaal altijd een glaasje Fino uit Montilla-Moriles aangeboden. Het is een wijn die verrassend veel op een Fino uit Jerez lijkt, terwijl hij toch van een heel andere druif werd gemaakt en geen extra alcohol kreeg. Alleen de productiemethode is identiek. Als lunch bestelde ik in deze parador een verzameling tapas, waaronder tortilla, verschillende soorten worst en gegrilde sardines – waarbij de Fino heel best kon worden doorgedronken. Vanuit Antequera is het ongeveer een uur rijden naar Montilla, de op een heuvel gebouwde hoofdstad van Montilla-Moriles. De weg naar  Montilla(links) voert eerst langs onmetelijke landerijen met olijfbomen, maar nog indrukwekkender is het wijnlandschap daarna. Dit bestaat voornamelijk uit lage heuvels en kleine plateaus, alle groen bedekt, met daarboven tronend de witte dorpen; ze doen denken aan schuimkragen in een groen golvende zee. Wie Montilla aan de zuidzijde binnenrijdt, komt al gauw bij het omvangrijke keldercomplex (foto) van Bodegas Pérez Barquero. Wie daar stopt, kan kennismaken met een meesterlijke Montilla-Moriles, de acht jaar op vat gerijpte en toch nog zeer frisse Fino Grand Barquero. Het is een wijn die uitblinkt door verfijning. Eveneens prachtig is een Montilla-Moriles die hiermee totaal contrasteert: de donkerbruine, weelderig zoete, naar karamel, rozijnen en chocolade smakende Pedro Ximénez Gran Barquero. Deze van ingedroogde druiven vervaardigde wijn combineert subliem met chocoladedesserts. De afstand van Montilla naar Córdoba is slechts dertig kilometer, dus ook deze prachtige oude stad kan makkelijk worden gezocht. Zijn oude centrum, dat reikt tot aan de Guadalquivir, heeft veel sfeer en talrijke monumenten. Het indrukwekkendste is de Mezquita, een van origine Moors meesterwerk met meer dan achthonderd zuilen en onder hetzelfde dak ook nog een later gebouwde kathedraal. In de Joodse wijk achter de Mezquita, de Judería, kan gegeten worden in alle mogelijke restaurants. Waaronder het stijlvolle, vrij ouderwets ingerichte en nogal prijzige El Caballo Rojo, waar de gerechten een wisselende kwaliteit kunnen hebben, en El Churrasco (tevens een klein luxehotel). Waar je achter dikke muren in kleine eetzaaltjes kunt smullen van bijvoorbeeld geroosterde rode mul, gegrilde entrecôte, lamsbout uit de oven, en sinaasappel met tomaat die in Pedro Ximénez werd gekonfijt. Net als Antequera heeft ook Córdoba een parador, maar deze ligt een stuk buiten het stadshart, in de rustige residentiële wijk El Brillante. De visuele en culturele rijkdommen van Córdoba worden nog overtroffen door die van Sevilla (helemaal boven een foto van het beroemde Plaza de España) en het is ook via deze stad dat naar een der minst bekende wijngebieden van Andalusië moet worden omgereden, Condado de Huelva. Dit bestrijkt ongeveer 2400 hectare en ontleent zijn naam aan Huelva, een grotendeels niet echt fraaie haven- en industriestad tussen Sevilla en de Portugese grens. Niemand wordt in Huelva en omgeving meer vereerd dan Columbus. Diens naam en beeltenis kom je echt overal tegen. Het was namelijk uit Palos de la Frontera, een voormalig havendorp dicht bij Huelva, dat Columbus op 3 augustus 1492 vertrok op zijn eerste legendarische ontdekkingsreis. Vandaar de replica’s van zijn schepen die daar liggen en kunnen worden bezocht. Officieel maakt Palos de la Frontera deel uit van de herkomstbenaming Condado de Huelva, maar de teelt van wijndruiven heeft er grotendeels plaats gemaakt voor die van aardbeien. De meeste wijngaarden liggen rond Condado de Huelva’s officieuze wijnhoofdstad, Bolluttos par del Condado. Ze zijn vrijwel grotendeels met witte druiven beplant, voornamelijk de alleen hier geteelde zalema en ruim 85 procent van de aanplant vormt. Maar op veel kleinere schaal worden eveneens witte druivenrassen van elders gecultiveerd, alsmede hoogwaardige blauwe variëteiten. De kwaliteit van witte Condado de Huelva kan aantrekkelijk zijn. Zo bewaar ik heerlijke herinneringen aan die van Marqués de Villalúa. Deze pure zalemawijn bevatte slechts zo’n 11 procent alcohol – lekker drinken dus op een warme dag – en had een levendige, frisse smaak met aroma’s van appel en peer. Ik genoot ervan bij superverse gamba’s en een zeebrasem met zoutkorst in het plezierigste hotel van de regio, de parador van Mazagón. Deze heeft een idyllische locatie, aan de kust, boven een uitgestrekt stil strand en met in de rug een groot natuurpark, het Parque Nacional de Doñada. Vanuit deze – zeer rustige – parador zijn niet alleen de wijndorpen goed bereikbaar, maar ook het befaamde pelgrimsoord  El Rocío, dat mede vanwege zijn onverharde straten rond de kerk doet denken aan de locatie van een spaghettiwestern. Tenslotte ontdekken we dat in de omgeving van het sfeervolle Ronda, een hoog gelegen stadje (foto onder) tussen Sevilla en Marbella, met een beroemd Plaza de Toros, door een stuk of vijftien bodegas wijnen worden gemaakt, waaronder verbazend goede soorten die tegenwoordig officieel tot Sierras de Málaga behoren – en je kunt rond Ronda zelfs een ruta de vinos volgen. Het is zoveelste vineuze verrassing van Andalusië.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

 

SCHILDERIJ VAN DE MAAND
Tussen het schilderen met acrylverf door teken ik graag met pastelkrijt en pastelpotlood. Altijd op speciaal, meestal getint papier waarvan je de structuur blijft zien. Een van mijn recentere creaties toont wuivend, heel zacht ruisend pluimriet dat ik  zag en fotografeerde op mijn zoveelste fietstocht langs ‘t Gein.
Meer details staan op www.hubrechtduijker.com, bij Landschappen.

<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<

 

 GENIETEN IN JEREZ

Voor Sherry leek begin jaren zeventig the sky the limit.  Per hoofd van de bevolking werd ons land zelfs de grootste Sherry-consument ter wereld. Anno 1971 importeerde Nederland 28,2 miljoen liter, een jaar later 44,9 miljoen liter – waarvan bijna 90 procent in bulk. Wat reden was voor importeur Jacobus Boelen, toen nog een familiebedrijf, om speciaal voor het merk Bobadilla een bottelfabriek te bouwen (bij het hoofdstedelijke hoofdkantoor, naast het toen nieuwe gebouw van De Telegraaf). Pieter Boelen vertelde dat merk-Sherry’s een groeiend marktaandeel van 25 procent hadden, dat Bobadilla op de tweede plaats stond en dat de distributie de komende anderhalf jaar sterk zou worden uitgebreid,  ‘kortom onze kansen liggen goed’. Ook bij Bobadilla was men optimistisch: het bedrijf had onlangs een nieuwe bodega gebouwd.

HET ARCHIEF SPREEKT

Om Bobadilla meer bekendheid te geven werd in april 1973 een reisje naar Jerez georganiseerd, en als parttime wijnschrijver mocht ik van de partij zijn. De Andalusische gastvrijheid was overweldigend. Zo werden we op het vliegveld van Sevilla ontvangen met tapas, een toen buiten Spanje nog onbekend fenomeen, en glaasjes Fino Victoria, het beste product van Bobadilla. Na een toertje door het schitterende Sevilla arriveerden we in Hotel Jerez, waar opnieuw genoten werd van hartige hapjes, waaronder inktvis, gedroogde ham, olijven, dadels met spek en natuurlijk Sherry, zowel Fino als droge Oloroso, het oertype. Op ieders kamer stond bovendien een fles Fino Victoria met een bijpassende copita. Een dag later leerde ik in de nieuwe bodega van alles over de unieke manier waarop Sherry wordt gemaakt. Dus over flor, het solera systeem en wat de diverse soorten Sherry onderscheidt. Drie leden van de familie Vergara y Rodriguez de Bobadilla wandelden mee en vertelden vol trots dat ze alleen druiven verwerkten van eigen wijngaarden en zelf volledig eigenaren waren van hun bedrijf. ‘Bobadilla is de Spaanste Sherry!’ voegde Eric Boelen toe.
Er was ook tijd om Jerez de la Frontera te bekijken, vooral vanaf terrassen op prachtige pleintjes, met elkaar verbonden door bochtige, smalle straten waar kleine Seats soms met hoge snelheid doorheen ronkten. Overal werd je aan Sherry herinnerd, via affiches, uithangborden, reclamemateriaal, wegwijzers naar bodega’s en zeker ook dankzij de overal geserveerde copitas met deze wijn. Om met zo’n fluitvormig glaasje in de hand de mensheid voorbij zien trekken, van trots lopende Spaanse schonen tot bijkans blinde lotverkopers, was bepaald ontspannend.
Idyllisch werd het beeld een dag later, op de voorplaats van het wit gepleisterde pershuis van Viña El Caballo. De zon straalde aan een strakblauwe hemel, er woei een zacht zeebriesje, de omliggende, licht golvende druivenakker was bijna verblindend wit, in de verte lag Jerez – en uiteraard schonken de gastheren met gulle hand hun goed gekoelde Fino Victoria. Nu behalve bij olijven en andere tapas ook bij een authentieke gazpacho.
Enkele maanden later werd Jacobus Boelen verkocht aan Rémy Martin (de eerste van diverse overnames) en na het inzinken van de internationale Sherry-markt bestaat Bobadilla allang niet meer. Maar elke keer dat ik thuis een fijne, koele Fino drink ben ik weer even terug in die weidse wijngaard bij Jerez.

>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>

 Dit jaar is het 50 jaar geleden dat wijn een hobby werd voor Bert Wentzel. ‘Ik heb toen nagedacht hoe ik kon thuis raken in de zee van namen, druivensoorten, wijnbouwers, wijngebieden, enzovoorts. Wat me op het idee bracht om etiketten te bestuderen, dat zijn immers de visitekaartjes van de wijn.’ Het bleef niet bij bestuderen, Bert ging ook de etiketten verzamelen, zo veel mogelijk uit de hele wijnwereld, en de labels vervolgens ordenen in 23-ringsbanden. Inmiddels omvat de collectie ruim 350.000 stuks uit bijna honderd landen ‘en heb ik, dankzij mijn opgedane kennis over wijn, wijncursussen gegeven in zowel Apeldoorn als Deventer, en bovendien restaurants geholpen met hun wijnkaarten.’ In 1992 initieerde Bert een vereniging van verzamelaars van wijnetiketten, Vinografia Nederland. Deze organiseert drie maal per jaar een ruilbeurs en heeft contacten met verzamelaars in België, Frankrijk, Duitsland en Italië. Voorts selecteert Bert elke maand een opmerkelijk etiket als afsluiter voor het maandmagazine van deze website (zie hieronder). En bepaald complimenteus, een hele eer eigenlijk is dat Bert Wentzel gevraagd werd om in dit  zijn oudste Duitse wijnetiketten te exposeren in het Duitse Wijnmuseum te Oppenheim am Rhein. ‘Ik vind het heel bijzonder dat ik als Nederlander dit doen mag, en ik hoop dat de bezoekers net zoveel plezier aan mijn etiketten beleven als ik bij het verzamelen ervan.’
Das Deutsche Weinbaumuseum, Wormser Strasse 49, 55276 Oppenheim, www.dwm-content.de.  

*************

Château Figeac is een van de topwijnen binnen Saint-Emilion. In 1892 schonk Henri de Chevremont dit wijngoed aan zijn dochter Henriette en schoonzoon André de Villepigue. Hun zoon was als directeur van La Ville de Paris betrokken bij aanleg van de metro in Parijs en beschouwde het château als niet meer dan een soort buitenhuisje, waarna de wijn daalde in aanzien. Maar zijn kleinzoon Thierry de Manoncourt (1917-2010) heeft na de Tweede Wereldoorlog de wijn zijn glorie overtuigend terug gegeven. Aldus de het commentaar van de grote etikettenverzamelaar Bert Wentzel (zie hierboven) die al een halve eeuw als liefhebber bezig is met wijn. Adres jokebertwentzel@gmail.com.

******************

 

.

.

Disclaimer. Alle afgebeelde foto’s op deze website en dit maandmagazine zijn afkomstig van de auteur zelf of werden rechtenvrij c.q. met toestemming verkregen van wijnproducenten, wijnorganisaties, wijnhandelaren, promotiebureaus, streek- en landenorganisaties, toeristenbureaus en andere betrokkenen.